RSI staat voor Repetitive Strain Injury, waarbij het gaat om herhaaldelijk dezelfde beweging uitvoeren of in dezelfde houding werken. Hierbij kunnen klachten ontstaan zoals pijn, tintelingen of een onaangenaam verdoofd gevoel in bovenrug, nek- en schoudergebied, armen, ellebogen, polsen, handen en vingers. RSI begint vaak met pijn die snel weer wegtrekt, maar die pijn kan al snel veel dagelijkse handelingen onmogelijk maken. Ook tijdens het lopen kan je klachten ervaren. Soepele schouders zijn namelijk belangrijk voor onder meer een goede, efficiënte armzwaai.
Verkrampter lopen
Je kan RSI zelf herkennen als je langer dan zes weken pijn of tintelingen in je pols, vingers, onderarm, rond je elleboog, rond je schouders of tussen je schouderbladen voelt. Tijdens het lopen zal je vooral last ervaren als je pijn in je schouders ervaart. Doordat je hele nekgebied stijf wordt, ga je verkrampter lopen. Een trainer zal dit ook snel herkennen, omdat je met opgetrokken schouders loopt.
Micropauzes
Als je last hebt van RSI-klachten los je dit niet simpel op met een paar oefeningen. ‘Computerschouders’ ontstaan misschien in de 40 tot 50 uur die je wekelijks achter je computer spendeert, dan kunnen 10 minuten oefeningen doen geen wonderen verrichten. Je zal eerst op je werkplek zelf het probleem moeten aanpakken. Vraag daarom advies over een ergonomische houding achter je computer. Zelf kan je ook al veel doen door bijvoorbeeld elk halfuur even een ‘micropauze’ van 3 minuten in te lassen. Er bestaan tegenwoordig ook allerlei apps en smartwatches met timers die je een seintje geven om even een pauze te nemen van je scherm. Dit is trouwens ook goed voor alle nadelige gevolgen van lang ononderbroken zitten.
Schouderoefeningen tijdens het lopen
Tijdens het lopen zelf kan je wel merken dat je schouders stijf zijn geworden door al het computerwerk. Met gerichte oefeningen tijdens je training kan je daaraan werken. Probeer bijvoorbeeld tijdens je warming-up je schouders zo hoog mogelijk op te trekken en daarna weer te laten zakken. Je kan ook typische loopoefeningen doen, zoals op je tenen lopen, looppas of een versnelling, met je armen omhoog.
Tijdens het lopen is het goed om ook eens op je armzwaai te letten. Zwaai met je armen alsof ze niet aan je lichaam vastzitten, of concentreer je op bepaalde stukken echt specifiek op je schouders. Denk dan steeds: ‘schouders laag’. Probeer dat in stukken van honderd meter om het verschil te voelen tussen opgetrokken en lage schouders.