Om effectief je sprintuithouding te optimaliseren, is het aangewezen dat je op training (in het begin, na je opwarming!) korte sprints van 15 seconden inlast. Dit is een vijftal seconden langer dan je effectieve sprint tijdens de wedstrijd. Tracht hierbij om tijdens de laatste 5 seconden het hoogste vermogen te ontwikkelen. Bijvoorbeeld: vlak voor een brug voluit aanzetten. De laatste 5 seconden sprint je maximaal de brug op. De reden waarom dit op een brug wordt gedaan, is omdat je bergop vlotter een hoger vermogen haalt.
Zorg er ook voor dat je telkens volledig fris en uitgerust bent vooraleer je deze training doet. Ook tussen de sprints is een volledig herstel van minstens 5 minuten vereist.
Om je maximale sprintsnelheid te verbeteren, kan je korte herhalingen van maximum 10 seconden doen op vlak of licht hellende wegen (grotere vermogens). Een minimum herstel van 3 minuten tussen elke sprint is hierin ook vereist.
Om je wedstrijdspecifiek zo goed mogelijk voor te bereiden, kan je bovenstaande oefeningen ook doen in een meer vermoeide toestand, bijvoorbeeld op het einde van een lange duurtraining.
