Spiervezels bepalen wat voor loper jij bent

Het ene lichaam is gemaakt om te sprinten, het andere om kilometers lang te lopen. Onze spieren bepalen dat we goed zijn op kortere afstanden, dat we beter uitgerust zijn voor de lange afstanden of dat we ons ergens daar tussenin bevinden.
Topsprinter Usain Bolt (foto immigrantnews-queens.com)

Spiervezels worden onderverdeeld in twee groepen: de trage spieren (type 1) en de snelle spieren (type 2). Sprinters beschikken over een grotere massa type-2-spiervezels. Die spieren kunnen de meeste, explosieve kracht produceren. Goede marathonlopers hebben voor 75 procent type-1-spiervezels. Die zijn minder krachtig maar kunnen langer doorwerken.

De sterke en zwakke punten van diverse typen atleten:

Type 1: atleten met uithoudingsvermogen
Op het lijf geschreven: loopwedstrijden vanaf 10 kilometer tot de marathon, triatlon, langeafstandszwemmen, langlaufen.
Beste trainingen: lange duurlopen, langere intervals met steeds kortere rustpauzes, krachttraining met twaalf tot viertien herhalingen en laag gewicht. Voorbeeld: Haile Gebreselassie

Type 2: atleten met explosieve kracht
Op het lijf geschreven: sprintnummers (ook schaatsen), gewichtheffen, hoog- en verspringen
Beste training: sprints, korte snelle intervals met volledige rustpauze, krachttraining met zes tot acht herhalingen en hoog gewicht.
Voorbeeld: Usain Bolt

Type 3: allround atleten (combinatie type 1 en 2)
Op het lijf geschreven: loopnummers van 1500 m tot 10 kilometer; korte duatlons en triatlons, tennis, roeien.
Beste training: duurlopen tot anderhalf uur, afhankelijk van het doel intervals van 200 tot 1500 meter met lange rustpauzes, krachttraining met acht tot tien herhalingen.

Leuk weetje: met de juiste training kun je de kracht van zowel trage als snelle spieren vergroten.

Like this article? Share it!

Misschien vind je deze ook interessant?