Het onderzoek gebeurde door een team aan de Georgia State University onder leiding van Dr Gerald Zavorsky. Ze bestudeerden de data van de marathons van Boston, New York en Chicago (van 2001 tot 2016) om na te gaan wanneer de beste tijden geklokt worden en wanneer verval optreedt. Aangezien die wedstrijden jaarlijks tienduizenden deelnemers lokken, gaat het om een vrij uitgebreide studie.
De Amerikanen concludeerden uit de vele data dat mannen hun beste marathontijd gemiddeld neerzetten wanneer ze 28,3 jaar oud zijn, vrouwen scheren de hoogste top een beetje later: 30,8. Maar begin niet te wanhopen wanneer je al ouder bent dan deze leeftijden. Ze hebben namelijk betrekking op het volledige deelnemersveld. Inclusief toppers, dus.
En uiteraard zit er tussen beide categorieën een groot verschil, weet ook Zavorsky: “De toppers kennen al verval vanaf hun 35ste. Dan gaat het per jaar gemiddeld twee minuten minder snel. Bij vrouwen spreken we zelfs over 2,5 minuten. De recreatieve lopers bereiken het vervalpunt pas rond hun 50ste. Daar zagen we geen verschil tussen mannen en vrouwen, maar vanaf die leeftijd verlies je gemiddeld 45 seconden per jaar.” Zavorsky verklaart het grote verschil tussen beide vervalpunten: “De toppers zijn zich al vroeg bewust van hun talent en potentieel, terwijl in de recreatieve loopwereld veel mensen pas op latere leeftijd ontdekken waartoe ze in staat zijn.”
Met andere woorden: zolang je de 50 niet bereikt hebt, kan je als recreatieve loper absoluut nog progressie boeken op de marathon. En ook na de 50 stopt het niet. Daar is deze mens het beste voorbeeld van.
