Koen Wilssens vertelt over de materialen die Runners’ Lab gebruikt: “We werken met polyurethaanschuim (PU). Dat was lang het standaardmateriaal voor loopschoenen, maar in de jaren 80 werd het te duur door de stijgende olieprijzen. Daardoor werd EVA (ethyleen-vinylacetaat) de nieuwe norm. Een erg licht materiaal, maar het heeft als groot nadeel dat het vrij snel kwaliteit verliest. Na 300 kilometer verliest het al 10 procent. Bovendien is EVA erg gevoelig voor temperatuurschommelingen. Als de temperaturen richting het vriespunt gaan, verharden ze. En vanaf 30 graden verzachten ze.” Nu is dat grote prijsverschil er dus niet meer. Wilssens pikt in: “En de PU-schuimen bieden veel meer kwaliteit. Adidas was met de Boost-reeks de eerste grote speler die terugschakelde. En ook voor ons is het een materiaal dat veel meer flexibiliteit mogelijk maakt.”
Intussen tuft de machine verder, en sta ik op de eerste rij voor de geboorte van zes paar nieuwe schoenen. Wilssens legt uit: “In 12 minuten maken we een nieuw paar, helemaal geïndividualiseerd. Eerst drukken we de buitenzool, dan injecteren we de middenzool, met de samenstelling zoals uit de analyses naar voren kwam. De zool maken we vast aan het buitenwerk.” Wat ambachtswerk maakt het geheel af: “De afgewerkte schoenen trekken we met de hand van de gietvormen, en we snijden de gietresten weg. Daarna heb je een gloednieuwe schoen in handen. Een belevenis op zich.” Zo’n schoen zou tussen de 140 en 160 euro kosten. Bedoeling is om de schoen eind 2018 in de winkel aan te bieden.
