Ook de auteurs van Het Geheim van Hardlopen en Hardlopen met Power keken voorbije zondag naar de marathon van Berlijn. Zij delen graag hun bevindingen …
Bijna alle wereldrecords op de marathon zijn gelopen met een negatieve split. Dat wil zeggen dat de tweede helft sneller is dan de eerste helft. Meestal komt dit aan op de laatste 10 kilometer. Dennis Kimetto liet dit in 2014 in Berlijn zien bij zijn wereldrecord (2u02’57”). Ook bij de vrouwen gaat dit op. Paula Radcliffe verbeterde in 2003 in de marathon van Londen het wereldrecord naar 2u15’25”.
De 44ste editie van de snelle BMW Berlin Marathon van afgelopen zondag was illustratief voor het belang van een goede tempoverdeling. Naast Eliud Kipchoge had de organisatie Kenenisa Bekele en Wilson Kipsang gecontracteerd. Alle drie hebben ze recent een 2u03′ neergezet op de marathon. Als er een kans was om het wereldrecord te verbeteren, was dat zondag! Vooraf waren de verwachtingen dat het wereldrecord met een halve minuut verbeterd kon worden. Een grote tegenvaller bleek de mist en regen. Overal op het parcours lagen plassen. Regen heeft invloed op je loopprestaties. Het zorgt voor afkoeling en vraagt energie van je lichaam. Energie die je voor een topprestatie niet kunt missen.
Het weer
De weersomstandigheden waren dus niet bepaald ideaal. Toch vertrokken de drie samen met hun hazen onder het schema van het wereldrecord. Op het 10 km punt lagen ze nog op koers voor een tijd van 2u02’40”. Bij het halve marathonpunt zat een verbetering er nog steeds in. Helaas moest Bekele daar opgeven. Kipsang staakte de strijd bij het 30 km-punt.
Als ze aan een iets trager tempo gestart zouden zijn, zou Kipchoge meer glycogeenvoorraad aan het eind over hebben gehad en had hij net als Kimetto in 2014 aan het eind nog wat kunnen versnellen. Hier speelt naast het fysieke ongetwijfeld ook het mentale aspect. Bekele en Kipsang hadden al opgegeven en Kipchoge zag bovendien de winst ten opzichte van het wereldrecord verdampen. Zijn goede tijd heeft de Keniaan uiteindelijk vooral te danken aan de Ethiopische debutant Guye Adola. Door de versnelling van Adola bij de 37 km werd Kipchoge gedwongen tot het uiterste te gaan om hem in te halen.
Te snel
De kansen op een wereld recordwerden verspeeld door een te snel aanvangstempo. Het juiste tempo moet nauwkeurig gekozen én aangehouden worden. Je moet niet in de verleiding komen om in het begin winst te willen boeken op je schema. Het lijkt wel mooi om een voorsprong op je schema op te bouwen, maar dat ga je je beklagen. Blijf bij je oorspronkelijke plan en hou energie over voor de laatste 10 km. Psychologisch is het ook veel beter om in de tweede helft steeds wat te winnen op je schema dan om steeds wat te verliezen. Je voelt de vermoeidheid dan veel meer dan bij een negatieve split.
Loop je in het begin te hard, dan is de verhouding van de aerobe verbranding van glycogeen en van vetzuren te hoog. Je menselijke motor gaat te snel door je voorraad glycogeen in je spieren, bloed en lever heen. Dit luistert heel nauw. Een tekort aan glycogeen kan leiden tot maag- en darmklachten. Of zelfs dat je de man met de hamer tegenkomt en zomaar een minuut per kilometer verliest op je tempo. Je krijgt dan ook meer last van je benen en het lopen wordt zwaar. Bekele en Kipsang kregen vermoedelijk meer dan Kipchoge met zo’n glycogeentekort te maken. De moraal van het verhaal is dus om niet vroeg in de marathon te snel te lopen. Aan het eind verlies je meer dan je lief is.
Je kunt het effect van alle factoren op je prestaties nalezen in het boek Hardlopen met Power!