(…)
Was Kim je grote atletiekidool?
NOOR VIDTS: “Zeker! Kim was hét uithangbord van de club. Meestal trainde ze hier op zondagochtend en dan probeerden we een glimp van haar op te vangen. We keken ook altijd op groot scherm naar haar wedstrijden. Misschien had ik wel een poster van Kim boven mijn bed hangen. (Lacht) Ik keek naar haar op: wat zij presteerde, dat wou ik ‘als ik groot was’ ook allemaal beleven. En kijk, 20 jaar later zijn mijn wedstrijden hier op de club op groot scherm te zien. Fijn dat ik nu een inspiratiebron voor de jonge atleten kan zijn.”
Waren het vooral de loopnummers die de kleine Noor fascineerden?
Dat sprinten zag er erg indrukwekkend uit bij Kim, maar ik vond het eigenlijk van bij de start al heel leuk om verschillende onderdelen te combineren. Voor mij is atletiek altijd meer geweest dan lopen alleen. In het begin waren het drie- of vierkampjes en zo is dat stap voor stap verder geëvolueerd naar de vijf- en zevenkamp. Het is de optimale puzzel van al die nummers die me blijft intrigeren.”
Wat is je favoriete onderdeel van de meerkamp?
“Vroeger sprong er letterlijk eentje uit: hoogspringen. Nu staat dat onderdeel nog in mijn top 3, maar af en toe zitten er wat moeilijkere periodes tussen en durf ik er hardop op te vloeken. Horden zet ik helemaal bovenaan, terwijl ik dat vroeger net een moeilijker nummer vond. Zowel bij de vijf- als de zevenkamp is dat het eerste nummer en dat vind ik tegelijkertijd uitdagend én plezant. Hoewel ik de springnummers het leukst vind, trainen we daar in principe het minst op omdat de belasting bij die onderdelen het hoogst ligt. We trainen wel veel op sprint, omdat dat bij elk nummer van pas komt. Ook werpnummers komen tijdens trainingen vaak aan bod. Aan de ene kant zijn ze wat minder belastend, aan de andere kant hebben ze voor mij persoonlijk de grootste progressiemarge. Win-win.”
(…)
Je leest het volledige interview in het zomernummer mét olympische special
van RunningBE-magazine, verkrijgbaar in de winkel en hier online.