Over het algemeen kiezen mensen ervoor om te lopen als ze zich snel voortbewegen. Dieren zullen veeleer kiezen voor galopperen. Slechts in specifieke situaties, zoals tijdens het afdalen van steile hellingen, wordt er spontaan gegaloppeerd door mensen.
Doctoraatsonderzoeker Pieter Fiers (Departement Biologie, UAntwerpen) voerde enkele experimenten met een loopband uit om de oorzaak te achterhalen. “Eerst lieten we proefpersonen aan een zelfgekozen snelheid lopen en galopperen terwijl hun bewegingen samen met de grondreactiekrachten werden geregistreerd. Dit liet een gedetailleerde vergelijking van de mechanica van beide gangtypes toe. In een losstaand loopbandexperiment werd ook de energetische belasting bepaald”, legt Fiers het proefopzet uit.
Een biomechanische analyse toont aan dat galopperen op het vlakke zorgt voor een grotere energetische en musculoskeletale belasting op het lichaam dan lopen. Bij het afdalen van een steile helling is de situatie anders. Doordat zwaartekracht het lichaam een deel versnelt, moeten om gecontroleerd af te kunnen dalen de benen deze extra energie absorberen.
“Bij het lopen vangen de spieren aan de voorzijde van het bovenbeen, de kniestrekkers, dit op. Wie bergafwaarts galoppeert, neemt kortere passen, heeft langere steunfases en verdeelt de energieabsorptie gelijkmatiger over de gewrichten en spieren in vergelijking met lopen. De kniestrekkers worden daardoor minder belast. Bovendien blijkt de transitie van wandelen naar galop tijdens het afdalen gemakkelijker te gaan dan op het vlakke”, aldus Fiers.
De rol van de heup, die van belang is voor de sturing, wordt volgens hem niet altijd in analyses betrokken.