1. Maak je huiswerk
Om de wedstrijd uit te lopen zonder een ‘klop van de hamer’ te krijgen, moet je op voorhand uit je trainingsgegevens afleiden welk tempo je effectief aankan. Hou je daar tijdens de race ook aan! Probeer dus niet om 4 minuten per kilometer te lopen als je op training nog nooit in de buurt van dat tempo kwam.
2. Vertrouw op de tempomakers
Als je zeker wil zijn van een vast en gestructureerd looptempo (en een realistische eindtijd voor ogen hebt), volg dan de ervaren tempomakers. Deze ‘pacers’ herken je doorgaans aan de vlaggetjes waarop de richttijden staan.
3. Gebruik je hartslagmeter
Je hartslagmeter is een interessant hulpmiddel om te checken of je in het rood aan het gaan bent. Belangrijk is wel dat je je bovengrens kent. Die achterhaal je via een inspanningstest in een sportlabo. Je kan hem ook zelf bepalen door een uur lang zo veel mogelijk afstand te proberen af te leggen. De gemiddelde hartslag van die training is bij benadering je bovengrens. Als je onder die hartslagwaarde blijft, kom je tijdens de wedstrijd niet in de problemen. Addertje onder het gras: op je hartslag lopen tijdens een massawedstrijd is niet eenvoudig. Je hartslag wordt op dat moment immers beïnvloed door stress en de adrenaline van de wedstrijd. Bovendien bestaat het risico dat er lopers met een ongecodeerde hartslagmeter in de buurt zijn en dat je je dus gaat baseren op de hartslag van iemand anders.
4. Negeer je gevoel niet
Als je voelt dat het ontwikkelde tempo toch wat te hoog ligt – ook al geeft je hartslagmeter aan dat er geen vuiltje aan de lucht is – schakel je voor alle zekerheid beter (tijdelijk) een versnelling lager. Hou dus ook rekening met je gevoel en niet enkel met cijfergegevens.
5. Laat je niet opjutten
Laat je niet te veel meeslepen door de sfeer, de andere deelnemers of je supporters. Een groot loopevenement brengt op zich al de nodige adrenaline met zich mee. Als je in de flow van andere lopers meegaat, kan dat in het begin misschien wel gemakkelijk aanvoelen, maar later betaal je dat cash.