Elk voetenverhaal begint met een gedetailleerde meting. Fons Van der Auwera van Runners’ Lab in Paal-Beringen legt uit hoe hij daarbij te werk gaat: “De eerste stap is altijd een dynamische meting, waarbij de klant op blote voeten over een plaat wandelt of jogt. We geven een eventuele lange broek ook een slagje zodat de high speed-camera de enkelbeweging registreert.” Een tweede toestel meet de lengte en de breedte van de voeten. Fons verklaart: “Om de juiste pasvorm te garanderen, is het belangrijk dat we ook die maten correct opmeten.”
Vier loopschoenen
Na de analyse van de meetresultaten is het aan de specialisten om de juiste schoen voor te stellen. En dat is niet altijd eenvoudig. Fons: “Niemand heeft twee perfect symmetrische voeten. Enkele millimeters verschil is zelfs eerder regel dan uitzondering. Toch zien we soms ook een verschil van een halve tot hele centimeter – of nog meer – tussen de twee voeten. Dat maakt de zoektocht naar de juiste loopschoen iets moeilijker.” Dan maar gewoon voor een grotere maat gaan? Fons: “Bij een klein verschil is dat inderdaad de beste oplossing. De afrol van de ene voet verschilt in dat geval een beetje van die van de andere, maar dat is geen onoverkomelijk probleem. Een schoen is dan misschien gemaakt om voor een bepaalde maat op de juiste plaats af te rollen, maar meestal zit daar een marge op. De ‘juiste’ schoenmaat hangt ook van de loper af. Mensen die nooit last hebben van blauwe teennagels of zwellende voeten, kiezen soms expliciet voor nauw aansluitende schoenen. Anderen hebben liever een duim tot zelfs anderhalve duim over aan de tip van de schoen.”
