De Dodentocht: voor, tijdens en na

Heel wat deelnemers aan de Dodentocht legden de 100 km al lopend af. Zo ook Raf De Smet, onze nieuwe huiscolumnist. Hij schreef er een inspirerend stukje over. Herbeleef zijn dodenmars!

Raf De Smet beschrijft op www.voorvoetlander.be subliem de 100 km lange lijdensweg die 12.018 dapperen vrijdagavond aanvatten en 7.742 van hen uiteindelijk ook uitliepen en -wandelden. Rafs volledige verslag lees je via de link onderaan, hier volgen alvast enkele sappige quotes:

“Om 20u40 sta ik op het vertrekplein, tussen duizenden wandelaars. De lopers staan vooraan, maar er is geen doorkomen aan, ik ben omringd door Duitse para’s, cervela-boerende feestvierders en selfiesmakende chiromeisjes.”

“Onderweg zie je de mooiste taferelen. Een jongen die Iron Maiden speelt op zijn gitaar, waanzinnig goed. Een rolstoelgebruiker die een helling opvlamt. En de omstaanders: al wie hier woont is met deze tocht bezig. Iedereen heeft van zijn garage een café gemaakt, van zijn tuinstoel een bed, van zijn pingpongtafel een toog.”

“Ik raak aan de praat met een man van – schat ik – vooraan in de vijftig. Hij werkt op de post en loop 230km per week. “Met zo’n zware zak vol brieven?” vraag ik me af. Af en toe moet je met iemand praten, zo verleg je even je focus. Na enkele kilometers ben ik hem kwijt, last van maag en darmen. “Ik hém al drij keer in de mais moete goan” vertrouwt hij mij toe in zijn waanzinnig Kempisch dialect. Ik heb er een nieuwe uitdrukking bij. “Excuseer, ik ga even in de mais.” Hoedanook, ik eet van mijn leven geen popcorn meer.”

“We zijn ver voorbij de maratonafstand en ik zie mensen overgeven. Ikzelf voel nog geen vermoeidheid en probeer vooral niet na te denken. De dorpen vallen stil, de inwoners slapen in hun zetel, enkele wakkere zielen fluisteren me moed in. De terrasjes stromen leeg, alleman naar bed. Op een schlagerzingende, benevelde bompa na.”

“Af en toe hoor ik een koe zuchten, en ik zie ook een witte uil en een vallende ster. Er staan veel sterren, het regent minder. Ik loop meer en meer tussen dezelfde mensen. We halen elkaar voortdurend in, afhankelijk wat en hoeveel we drinken aan de bevoorradingspostjes. Da’s altijd in turnzalen, gemeentehuizen of parochiezalen. Zalig. Het kan niet Vlaamser en dat kan over de hele dodentocht gezegd worden.”

“95km. Ik ervaar nog maar eens dat duurlopen iets mentaal is. Ik ben nog 30 minuten een held, het daaropvolgende halfuur zak ik als een pudding ineen tot ik thuiskom als een hoopje menselijk wrakhout, wedden?”

“Een kleine versnelling in de laatste kilometer, en ik ren lachend en met gestrekte armen over de meet. 100 km, o triomf, dit is de zoete vrucht van mijn ervaring. Hier heb ik voor getraind. Nooit was ik bekaf, nooit heb ik diep gezeten, nooit heb ik veel pijn gehad, ik zat de volle 11 uur en 12 minuten heel sterk in de wedstrijd, ik eindig dan ook vooraan, bij de eerste 50, en terecht, ik ben een goede loper.”

“Terwijl ik dit schrijf kriebelt het al weer heel erg. Ik wil lopen, lopen, lopen. Bornem, tot volgend jaar!”

Like this article? Share it!

Misschien vind je deze ook interessant?